Praktische Economie 2020 antwoorden VWO M3 - 4|5|6 vwo Economie Antwoorden Module 3 Markt en - Studeersnel (2024)

antwoorden

Vak

Economie

853Documenten

Studenten deelden 853 documenten in dit vak

NiveauJaar

VWO

4

School

Oosterlicht College - Vianen Ut

Studiejaar: 2019/2020

Geüpload door:

Oosterlicht College

0volgers

3Uploads0upvotes

Aanbevolen voor jou

Reacties

inloggen of registreren om een reactie te plaatsen.

Preview tekst

4|5|6 vwoEconomieAntwoorden Module 3 Markt en overheidRelease 2020praktischeeconomieMalmberg ’s-Hertogenbosch

© Malmberg ’s-Hertogenbosch, 2020Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave (met uitzondering van de bijlagen) mag wordenverveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, inenige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enigeandere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, St. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985,St. 471, en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingente voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen vangedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.

Hoofdstuk 1 Markten

Paragraaf 1 Markt en marktstructuur

1

Lees de introductie van het hoofdstuk.a Wat is een telegram? Een kort bericht waarvan alleen de inhoud over langere afstand verzonden werd. Het is daarmee een voorloper van e-mail (of fax).b Waarom biedt KPN geen telegraafdiensten meer aan? Berichten worden tegenwoordig op andere manieren verzonden, zoals per e-mail of WhatsApp.c Noem drie toetredingsdrempels van de telecommarkt. Bijvoorbeeld: 1 Het netwerk dat de telecomaanbieder nodig heeft om zijn diensten te kunnen aanbieden. 2 De investering in de naamsbekendheid van de telecomaanbieder. 3 De technische dienst van de telecomaanbieder.d Is er op de telecommarkt sprake van een hom*ogeen of een heterogeen goed? Een heterogeen goed. Verschillende telecomaanbieders bieden verschillende versies aan van hetzelfde product, zoals verschillende databundels.2Is er op de volgende markten sprake van een concrete markt of een abstracte markt?A de huizenmarkt in NederlandB de markt voor ruwe olieC de vismarkt op dinsdagochtend in de binnenstadD de wereldgraanmarktE vraag naar en aanbod van groente op een veiling C en E zijn concreet. A, B en D zijn abstract.3Lees Uit de wetenschap ‘Marktomvang en levensvatbaarheid’. Welke woorden en cijfers passenin deze samenvatting op plaats A tot en met E?Hoe meer aanbieders op een markt, hoe ..... de prijs op de markt. Door dit verband zijn er voortwee aanbieders op een markt ..... dan twee keer zoveel consumenten nodig. Zo laat bron 2zien dat er ..... inwoners nodig zijn voor één tandarts en ..... voor twee tandartsen. Hetaantal inwoners moet met .....% stijgen om het aantal tandartsen met 100% te laten stijgen. A = lager; B = meer; C = 710; D = 2; E = 2584Lees In context ‘Netwerksectoren’.a Wat gebeurt er als de overheid een netwerk van een netwerksector niet aanlegt? Dan komt de dienst die gebruikmaakt van het netwerk niet tot stand, want voor marktpartijen is de aanleg van een netwerk te kostbaar met een onzekere opbrengst.b Geef een reden waarom de overheid een door haar aangelegd netwerk zou moeten verkopen aan een van de gebruikers van het netwerk. De markt kan dan zijn werk doen. De overheid hoeft het netwerk niet te onderhouden. Er hoeft geen aparte toezichthouder opgericht te worden. De overheid hoeft niet te bepalen wat een eerlijke prijs is voor gebruik van het netwerk.

Paragraaf 2 Marktvormen

1

Lees In context ‘Het veer tussen Harlingen, Vlieland en Terschelling’.a Leg uit hoe EVT, dat geen contract heeft met de overheid, succesvol kan concurreren met rederij Doeksen. EVT voer alleen in het toeristenseizoen en had dan voldoende klanten om winstgevend te kunnen zijn.b Bekritiseer de rol van de overheid in het conflict tussen Doeksen en EVT. Als de overheid een bedrijf een wettelijke monopoliepositie geeft, moet die toezegging juridisch kunnen standhouden. Er zijn dus twee mogelijkheden: 1 De overheid kan geen monopolie beloven, bijvoorbeeld omdat de Europese regels dat verbieden. 2 De overheid moet de wet handhaven en de concurrent onmiddellijk uit de vaart halen. Maar dat heeft ze dus niet gedaan.De vraag naar veerdiensten tussen Harlingen, Vlieland en Terschelling is vooral groot in hettoeristenseizoen, van april tot en met september. In de rest van het jaar is het niet mogelijk deveerdienst winstgevend aan te bieden. Een monopolie kan nuttig zijn op een markt waarbij devraag sterk seizoensgebonden is.c Bedenk een andere marktsituatie waarbij een monopolie op de markt voordelen biedt. Bijvoorbeeld: een markt waar zeer grote investeringen nodig of wenselijk zijn die alleen door een monopolist te betalen zijn. Bijvoorbeeld: de Gasunie met het uit de grond halen van aardgas. En markten waarvan de overheid vindt dat dit product voor iedereen tegen een redelijke prijs beschikbaar moet zijn, zoals de postbezorgingsmarkt.2Lees bron 4.a Van welke marktvorm was er sprake op de markt waarop vergunningen voor UMTS- frequenties in Nederland werden aangeboden? Verklaar je antwoord. Monopolie, want de overheid biedt de vergunningen aan.b Is er op de markt van mobiele telefonie sprake van een hom*ogeen of heterogeen product? Verklaar je antwoord. Heterogeen product, want de kwaliteit en service zijn bij elke aanbieder anders.c Van welke marktvorm is er sprake op de markt waar mobiele telefonie en mobiel internet aangeboden worden? heterogeen oligopolied Leg uit waarom de toetredingsdrempel een oorzaak is dat er op deze markt geen sprake kan zijn van volkomen of monopolistische concurrentie. Het aanleggen van een netwerk kost veel geld. De toetredingsdrempel is dus hoog. Als er te veel aanbieders zijn, kan er per aanbieder te weinig omzet worden gemaakt om de (hoge) kosten terug te verdienen.3Lees In context ‘De markt voor elektrische personenauto’s’.a Bereken hoeveel elektrische personenauto’s Hyundai verkocht in Nederland in 2018. 0,28 × 33 = 9.b Waarom is de markt van elektrische personenauto’s een goed voorbeeld van een gedifferentieerd oligopolie? Bespreek in je antwoord de twee bepalende marktkenmerken. 1 Er is een beperkt aantal aanbieders dat in een heel groot deel van de vraag voorziet, want het gezamenlijke marktaandeel van de zeven grootste aanbieders was 91%. 2 In de ogen van de consument verschillen de elektrische auto’s van de verschillende aanbieders van elkaar: het product is gedifferentieerd.

4

Lees In context ‘De bankenmarkt in de Verenigde Staten’.a Waarin onderscheidt de Bank of Bird-in-Hand zich van andere banken? Volgens eigen zeggen richt de bank zich vooral op de agrarische sector, waarbij ze persoonlijke service bieden.b Op welke niche van de markt richt de bank zich? De traditionele, amish gemeenschap.c Kun je uit de context een indicatie afleiden van de hoogte van de toetredingsdrempel? De bank had een startkapitaal van $ 17 miljoen. Daarmee kon de bank beginnen met zijn activiteiten. Blijkbaar is dat bedrag voldoende om te kunnen toetreden tot de markt.5Lees bron 5.Welk voordeel van concurrentie kun je uit deze bron halen? Verklaar je antwoord. Nestlé verloor eerder dit jaar zijn monopolie, ondervindt nu meer concurrentie en probeert met vernieuwende koffie zijn marktaandeel veilig te stellen of te vergroten. Oftewel: concurrentie stimuleert innovatie.6a Lees bron 6. Welke marktvorm past op plaats A? oligopolieb Welk nadeel van deze marktvorm kun je uit de bron afleiden? Verklaar je antwoord. Bij een beperkt aantal aanbieders hebben de aanbieders de neiging om de prijs niet te verlagen, ook al dalen de kosten. Als de een de prijs verlaagt, moeten de anderen mee in een prijsverlaging, waardoor iedere aanbieder er (in winst) op achteruitgaat. Een nadeel van een oligopolie is dus een hoger prijsniveau op de markt, wat nadelig is voor de consument.

Paragraaf 3 Toepassen

1

Lees nog eens de introductie van het hoofdstuk.Is de telefoniemarkt een voorbeeld van de marktvorm volkomen concurrentie, monopolistischeconcurrentie, hom*ogeen oligopolie, heterogeen oligopolie of monopolie? Verklaar je antwoord.Gebruik daarbij de marktkenmerken. Heterogeen oligopolie: beperkt aantal aanbieders biedt een product aan dat in de ogen van de consument verschilt tussen de aanbieders.2Lees bron 1.a Is er op de beschreven markt sprake van een hom*ogeen of heterogeen product? Verklaar je antwoord. Een hom*ogeen product, want de klant ervaart geen verschil tussen de benzine van de ene pomp en die van een andere pomp. Of: een heterogeen product als je bijvoorbeeld de service meerekent.b Bij welke marktvorm past deze bron? Oligopolie, want een paar benzinestations beconcurreren elkaar. Concurrentie van verder weg gelegen pompen speelt nauwelijks een rol, omdat het voordeel wegvalt als de klanten een stuk moeten rijden naar de verder weg gelegen pompen.3Lees bron 2.Welke marktvorm past op plaats A? Verklaar je antwoord. Monopolie, want alle suikerbietboeren met elkaar bezitten Royal Cosun, dat met de Suiker Unie suiker produceert. Er is dus een monopolie op de productie.

f Leg met behulp van de getekende grafiek uit opdracht e en de hoogte van de prijselasticiteiten uit waarom een goede oogst een forse daling van de marktprijs tot gevolg heeft. Een verschuiving van de aanbodlijn (naar rechts) als gevolg van een goede oogst zal een forse daling van de prijs veroorzaken, omdat zowel vraaglijn als aanbodlijn tamelijk verticaal verlopen (relatief inelastisch zijn). In een normale situatie zal de prijsdaling beperkt blijven, omdat de gevraagde hoeveelheid dan stijgt en de prijsdaling ‘opvangt’. Omdat de vraag ook sterk inelastisch is, reageert de gevraagde hoeveelheid maar zwak op de prijsdaling en moet de prijs fors dalen voordat de grote aangeboden hoeveelheid weer gelijk is aan de gevraagde hoeveelheid. Kortom: binnen een jaarcyclus wordt de daling van de prijs niet verzwakt door een sterke reactie van de vraag. Als de aanbodlijn minder verticaal zou lopen, zou de prijsdaling ook beperkter blijven (denk aan het andere uiterste: een horizontale aanbodlijn. In dat geval zal de prijs bij een vergroot aanbod helemaal niet dalen). Of: als de aanbodlijn en vraaglijn minder verticaal lopen, is de prijsverandering bij een verschuiving van de aanbodlijn minder groot.

Hoofdstuk 2 Marktvormen en hun marktevenwicht

Paragraaf 1 Marktevenwicht

1

Lees de introductie van het hoofdstuk.Welk economisch principe begreep Mozart? Gebruik in je antwoord de begrippen ‘gevraagdehoeveelheid’ en ‘omzet’. Bijvoorbeeld: Bij een hogere prijs is de gevraagde hoeveelheid lager, maar kan de omzet toch hoger zijn.2Bij volkomen concurrentie kiezen aanbieders een aangeboden hoeveelheid die bij een gegevenprijs een maximale winst oplevert. Waarom is dit niet van toepassing bij een monopolie? Een monopolist kan zelf zijn prijs bepalen. De prijs is voor hem geen gegeven. Hij kan dus de prijs kiezen waarbij zijn winst maximaal is.3De tweede voorwaarde voor marktevenwicht stelt dat aanbieders hun winst maximaliseren.a Hoe bepalen aanbieders de productieomvang die hun winst maximaliseert? Door de productieomvang voort te brengen waarbij geldt: MO = MK.b Is je antwoord bij opdracht a afhankelijk van de marktvorm? Verklaar je antwoord. Nee. MO = MK moet altijd gelden om de winst te maximaliseren. Alleen bij volkomen concurrentie geldt dat MO = p. Bij alle andere marktvormen geldt dat MO < p (zoals later in dit hoofdstuk wordt uitgelegd),4Lees De arbeidsmarkt ‘Arbeidsmarkt en evenwicht’.a Hoe verschuift de lijn van de vraag naar arbeid als er bij productie meer gebruikgemaakt wordt van robots? Door de inzet van robots wordt er bij ieder loon minder arbeid gevraagd; de lijn van de vraag naar arbeid verschuift naar links.b Wat is het gevolg hiervan voor het loon bij marktevenwicht? Dat daalt.Wettelijke regelingen zorgen ervoor dat lonen niet kunnen dalen.c Leg uit dat er hierdoor onvrijwillige werkloosheid ontstaat. Bij het oude loon wordt er minder arbeid gevraagd dan aangeboden.d Wat voor type werkloosheid is dit? Verklaar je antwoord. Structurele werkloosheid. De inzet van robots bij het productieproces is niet afhankelijk van de economische conjunctuur.e Bekijk bron 2. Wat is er feitelijk tegen Fokke en Sukke gezegd? Dat ze toe zijn aan ander werk, wellicht buiten de deur (ze worden dan ontslagen).

Paragraaf 2 Volkomen concurrentie

1

Bekijk bron 1. Maak de drie juiste combinaties. A Lijnstuk A-C 1 De winst per stuk bij maximale winst A = 2 B Oppervlakte A-p 1 - B-C 2 Het aantal stuks bij maximale winst B = 3 C Lijnstuk B-C 3 De maximale winst C = 1

c Bereken de formule van de aanbodlijn. q = 0,25p  Qa = 250 × 0,25p  Qa = 62,5pd Bereken het marktevenwicht. p = – 0,04Qv + 196  Qv = – 25 p + 4. 900 - 25 p + 4. 900 = 62 , 5 p 87,5p = 4. 900 p = € 56 Qa en Qv = – 25 × 56 + 4. 900 = 3. 500e Bereken de winst van een individuele aanbieder. MO = MK  56 = 4 q q = 14 TO = € 56 × 14 = € 784 TK = 2 × 142 + 98 = € 490 W = TO – TK = € 294f Bereken het consumentensurplus. (€ 196 – € 56 ) × 3. 500 × 0,5 = € 245.g Bereken het producentensurplus. (€ 56 – € 0) × 3. 500 × 0,5 = € 98.h Teken een assenstelsel met op de x-as Q en op de y-as MK, GTK en p. Teken hierin de MK- lijn en GTK-lijn. Arceer de oppervlakte van de maximale winst.i Teken nog een assenstelsel met op de x-as Q en op de y-as p. Teken hierin de vraag- en aanbodlijn. Arceer het consumenten- en producentensurplus.j Hoeveel aanbieders treden er op de lange termijn toe? Op lange termijn geldt: MK = GTK  4 q = 2 q + 98 / q  2 q = 98 / q  2 q 2 = 98  q 2 = 49  q = 7. Bij q = 7 zijn de MK gelijk aan 4 × 7 = 28. Ook geldt MO = MK, dus p = 28. Invullen in de vraaglijn geeft 28 = – 0,04Qv + 196  Q = 4. 2 00. Aantal toetreders = 4 / 7 = 600.6Lees Uit de wetenschap ‘Winsten op de lange termijn’.a In welk land komt volkomen concurrentie het meeste voor? In Slovenië. Bij volkomen concurrentie verdwijnen de winsten. In Slovenië maakt slechts 1% van de bedrijven op lange termijn winst. Er zal daar het meest sprake zijn van volkomen concurrentie.

b Is er een andere verklaring voor de verschillen in bedrijfswinsten tussen landen? Aanbieders kunnen ook werken met hoge kosten, bijvoorbeeld omdat ze gebruikmaken van verouderde productieprocessen. Dit brengt hoge kosten met zich mee waardoor winsten verdampen.

Paragraaf 3 Monopolie

1

Een monopolist kan zelf zijn prijs bepalen. Welke lijn geeft de verzameling prijzen waaruit demonopolist moet kiezen? de vraaglijn (prijsafzetlijn)2Een monopolist verkoopt een product waarbij de formule voor de vraaglijn als volgt is: p = –Q + 50, met p in euro’s. De kosten in euro’s van de monopolist worden beschreven met de functieTK = 0,25q 2.a Leid de formules af voor de MK, GTK en MO. MK = TK’ = 0,5q GTK = TK / q = 0,25q TO = (–q + 50) × q = – q 2 + 50 q  MO = – 2 q + 50b Bij hoeveel stuks is de winst maximaal? Licht je antwoord toe met een berekening. MO = MK - 2 q + 50 = 0,5q  2,5q = 50  q = 20c Bereken de prijs waarbij de winst maximaal is. p = – 20 + 50 = € 30d Teken een assenstelsel met op de x-as Q en op de y-as p, MK, GTK en MO. Teken hierin de vraag-, GTK-, MK- en MO-lijn.e Bereken de maximale winst en arceer deze winst in de figuur van vraag d. TO = p × q = 30 × 20 = € 600 TK = 0,25 × 202 = € 100 W = € 600 – € 100 = € 500f Bereken het consumentensurplus bij maximale winst en arceer het consumentensurplus in de figuur van vraag d.

De ouderen die naar het theater gingen, betaalden al € 100, dus dat maakt geen verschilvoor de behaalde omzet bij de ouderen. Jongeren gingen niet naar het theater bij de oudeprijs van € 100, maar nu wel bij een prijs (€ 60) die boven de MK (€ 40) ligt en dus meer winstoplevert. De vaste kosten zijn altijd gelijk, dus daar heb je bij de vergelijking van de situatiemet wel of geen prijsdiscriminatie niet mee te maken.7Stel dat de site vakantieveilingen tien weekendjes in een vakantiepark op zijn website heeftstaan.a Leg uit waarom er hier sprake is van prijsdiscriminatie.Het is een veiling waarbij elke consument een eigen prijs voor het product betaalt. De prijzenvoor hetzelfde product verschillen zodoende per klant.b Hoe groot is het consumentensurplus als perfecte prijsdiscriminatie wordt toegepast?Verklaar je antwoord.Er is dan geen consumentensurplus. Elke consument betaalt dan precies het bedrag dat hijbereid is te betalen.8Lees In context ‘De prijs van een museumkaart’.a Leg uit dat aan beide voorwaarden is voldaan om prijsdiscriminatie te kunnen doorvoeren.De kaart staat op naam en kan dus niet worden doorverkocht en er worden marktsegmenten(jongeren en ouderen) onderscheiden.b Leg uit dat de Stichting Museumkaart meer verdient als ze jongeren minder laten betalen danouderen.Jongeren hebben een lagere betalingsbereidheid voor museumbezoek dan ouderen, endaarmee voor een museumkaart. Als jongeren dezelfde prijs als ouderen moeten betalen,schaffen minder jongeren een museumkaart aan.

Paragraaf 4 Oligopolie

1

Kastengigant en Janssen BV zijn de enige twee fabrikanten van een bepaald type kledingkast. Deformule van de vraaglijn voor dit type kledingkast is als volgt: Q = – 0,1p + 100. Voor Kastengigantgeldt MK = GTK = 100.a Janssen BV produceert 20 kasten. De residuele vraaglijn van Kastengigant wordt dan gegeven door q = – 0,1p + 80. Zijn MO is dan – 20 q + 800. Licht met een berekening toe dat Kastengigant in dit geval 35 kasten produceert als hij zijn winst maximaliseert. MO = MK - 20 q + 800 = 100  q = 35b Bereken voor Kastengigant de formule van de residuele vraaglijn en van de MO als Janssen BV 40 kasten produceert. De residuele vraag van de Kastengigant is q = – 0,1p + 60. p = – 10 q + 600 TO = p × q = – 10 q 2 + 600 q MO = TO’ = – 20 q + 600

c Bereken hoeveel kasten Kastengigant produceert als hij zijn winst maximaliseert, gegeven dat Janssen BV 40 kasten produceert. MO = MK - 20 q + 600 = 100 q = 25d Teken een assenstelsel met de productie van Kastengigant op de x-as en de productie van Janssen BV op de y-as (de x-as tot 100 kasten, de y-as tot 100 kasten). Teken de twee combinaties van vraag a en c als punten in de grafiek. Verbind de punten tot een reactielijn van Kastengigant.Ook voor Janssen BV geldt MK = GTK = 100.e Laat met een berekening zien dat Janssen BV 40 kasten produceert als hij zijn winst maximaliseert en Kastengigant 10 kasten produceert. Dit heeft tot gevolg dat de residuele vraag van Janssen BV q = – 0,1p + 90 is. De MO bij deze vraag is MO = – 20 q + 900. MO = MK - 20 q + 900 = 100 q = 40f Hoeveel kasten produceert Janssen BV als hij zijn winsten maximaliseert en Kastengigant 50 kasten produceert? Licht je antwoord toe met een berekening. Dit heeft tot gevolg dat de residuele vraag van Janssen BV = – 0,1p + 50 is. De MO bij deze vraag is MO = – 20 q + 500. MO = MK - 20 q + 500 = 100 q = 20g Teken in het assenstelsel van vraag d de twee combinaties van vraag e en f als punten in de grafiek. Verbind de punten tot de reactielijn van Janssen BV.h Geef in de grafiek het evenwicht aan.i Lees in de grafiek af hoeveel kasten Janssen BV en Kastengigant in het evenwicht verkopen. beide 30 kastenj Welke prijs komt bij het marktevenwicht tot stand? Q = – 0,1p + 100 60 = – 0,1p + 100 p = € 400

b Geef een reden waarom de Bertrandparadox in de praktijk niet opgaat. Aanbieders begrijpen van elkaar dat als ze een lagere prijs vragen dan hun concurrent, er een prijzenoorlog ontstaat die doorgaat totdat niemand zijn prijs meer kan verlagen en niemand nog winst maakt. Daarom zien ze ervan af om een lagere prijs te vragen dan hun concurrent.5Lees bron 9.a Is de cola die Pepsi Cola en Coca-Cola verkopen een heterogeen of hom*ogeen product? Verklaar je antwoord. Heterogeen, want consumenten zien verschil in de producten.b Wat kun je zeggen over de omvang van de residuele vraag van de overige colaproducenten? De overige aanbieders hebben 40% van de wereldproductie.c Zal er op de markt voor Pepsi Cola en Coca-Cola sprake zijn van hoeveelheidsconcurrentie of van prijsconcurrentie? Verklaar je antwoord. Hoeveelheidsconcurrentie. De aanbieders kunnen niet van de ene op de andere dag hun productie aanpassen en er wordt nog steeds winst gemaakt. Dat zou bij prijsconcurrentie niet het geval zijn.

Paragraaf 5 Monopolistische concurrentie

1

Vul de juiste woorden in.Op een markt van monopolistische concurrentie is sprake van een ..... product. Als een nieuweaanbieder toetreedt op deze markt, verschuift de vraaglijn naar ..... en verschuift de residuelevraaglijn van de andere aanbieders naar ...... A = heterogeen B = rechts, want een bredere keuze trekt meer vragers aan. C = links, want door de sterkere concurrentie blijft er voor de individuele aanbieder een kleiner deel van de markt over.2Bekijk bron 4. Kan deze situatie op lange termijn standhouden op een markt van monopolistischeconcurrentie? Verklaar je antwoord. Nee, want er wordt winst gemaakt. MO = MK ligt bij q = 50, maar bij deze q is p € 30 en zijn de GTK € 10.3Kies het juiste woord. Verklaar je keuze.a Op de lange termijn produceert een aanbieder meer / minder bij volkomen concurrentie dan bij monopolistische concurrentie. Meer, want bij volkomen concurrentie produceert een aanbieder de productieomvang overeenkomstig het minimum van de GTK-lijn. Bij monopolistische concurrentie produceert een aanbieder een productieomvang overeenkomstig het dalende gedeelte van de GTK-lijn (dat wil zeggen, links van het minimum).b Op de lange termijn maakt een aanbieder wel / geen winst bij monopolistische concurrentie. Geen, want winst lokt toetreding uit. Toetreding vermindert de winst en zal plaats blijven vinden totdat alle winst verdwenen is.4Lees Uit de wetenschap ‘Bestemmingsplannen en gedifferentieerde toetreding’.a Waaruit blijkt dat in steden waar supermarkten zich op een beperkt aantal plaatsen mogen vestigen er sprake is van monopolistische concurrentie? In steden waar supermarkten zich dichtbij elkaar moeten vestigen, gaan ze zich van elkaar onderscheiden om zo een eigen niche te creëren.

b Wat is de te verwachten invloed van bestemmingsplannen met maar een beperkt aantal vestigingsgebieden op het winkelaanbod? Winkels worden gedwongen bij elkaar te gaan zitten op een beperkt aantal plaatsen. In reactie hierop zullen de winkels zich van elkaar gaan onderscheiden. De variatie van het winkelaanbod zal toenemen. Ook komen er minder winkels.5Lees bron 5.a Welke marktvorm past het best bij de markt van horecagelegenheden in Limburg? Verklaar je antwoord door drie kenmerken van de marktstructuur te bespreken. Monopolistische concurrentie 1 Er zijn veel aanbieders 2 Er wordt een heterogeen product aangeboden. 3 De toetredingsdrempels zijn relatief laag.b Waarom zouden er steeds meer horecagelegenheden in Limburg zijn waar gegeten kan worden? Veranderende behoeften van consumenten.c Is de vraag naar ‘eten in horecazaken’ in Limburg toegenomen? Verklaar je antwoord. Die vraagt stijgt. Consumenten hebben meer te kiezen, waardoor de kans dat ze in een horecazaak gaan eten toeneemt.Het blijkt dat er in 2009 in Limburg 573 eetcafés waren.d Bereken het marktaandeel van eetcafés in 2019. In 2019 zijn er dan 573 + 276 = 849 eetcafés. Dat is een marktaandeel van 849 / 4 × 100% = 21,2%.

Paragraaf 6 Marktvormen en hun economische doelmatigheid

1

Bekijk bron 6.a Welke lettercombinatie geeft het consumentensurplus weer bij volkomen concurrentie? Bij volkomen concurrentie geldt p = GO = MK en dat is in punt B. Het bijbehorende consumentensurplus is de oppervlakte van driehoek D-B-G.b Welke lettercombinatie geeft het consumentensurplus weer als er sprake is van een monopolie? Bij een monopolie geldt MO = MK en dat is in punt A. Het bijbehorende consumentensurplus is de oppervlakte van driehoek E-C-G.

Praktische Economie 2020 antwoorden VWO M3 - 4|5|6 vwo Economie Antwoorden Module 3 Markt en - Studeersnel (2024)
Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Carmelo Roob

Last Updated:

Views: 6070

Rating: 4.4 / 5 (45 voted)

Reviews: 92% of readers found this page helpful

Author information

Name: Carmelo Roob

Birthday: 1995-01-09

Address: Apt. 915 481 Sipes Cliff, New Gonzalobury, CO 80176

Phone: +6773780339780

Job: Sales Executive

Hobby: Gaming, Jogging, Rugby, Video gaming, Handball, Ice skating, Web surfing

Introduction: My name is Carmelo Roob, I am a modern, handsome, delightful, comfortable, attractive, vast, good person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.